“Nee!” Voor veel peuters is dit het lievelingswoord. In het begin vaak een fysiologische kwestie: het woord ‘nee’ is gemakkelijker te zeggen dan het woord ‘ja’, en het hoofd schudden is gemakkelijker dan knikken. En wat er ook mee te maken kan hebben, is dat je kindje waarschijnlijk vaker het woord ‘nee’ te horen krijgt dan het woordje ‘ja’.
Zodra je kindje ouder wordt verschuift de verklaring van fysiologisch meer naar psychologisch. Je kindje is inmiddels in staat om ‘ja’ te zeggen, maar zegt toch liever ‘nee’. Dit wordt al gauw de ‘koppigheidsfase’ genoemd, maar het is meer uit ‘autonomie’ dat je kind sneller ‘nee’ zegt.
Hoewel je weet dat dit gedrag volkomen gezond en normaal is, is het niet altijd even gemakkelijk om hier mee om te gaan. Lees daarom verder voor de tips over hoe je hier mee om kunt gaan.
1. Beperk je ‘nee’s’
Sta er bij stil hoe vaak je zelf het woordje ‘nee’ gebruikt, tijdens het communiceren met je kindje.
2. Beperk de ‘nee’s’ van je kindje
Wil je niet op iedere vraag ‘nee’ als antwoord krijgen, stel dan je vragen zorgvuldig. In plaats van: ‘Wil je je broek aan?’, geef je je kindje een paar mogelijkheden: ‘Wil je de gele aan of die met de bloemetjes?’
Geef je kindje zoveel mogelijk de gelegenheid om zelf beslissingen te nemen. Hij heeft dan het gevoel dat hij enige controle over zijn leven heeft en zal minder geneigd zijn “dwars te liggen.”
3. Geef je kindje geen keus als er geen keus is
Als het tijd is om naar huis te gaan, geeft de vraag: “zullen we naar huis gaan?” alleen maar reden tot dwarsheid. Zeg bijvoorbeeld: “Het is nu tijd om naar huis te gaan. Kom dan gaan we.”
4. Wees niet bazig
In plaats van te zeggen: “Je moet in het autostoeltje gaan zitten”, zeg je bijvoorbeeld: “Kom, ga maar zitten.” Of ‘houd je van de domme’ “waar zit jij nu dan?” of daag je kindje uit: “Kun jij daar zelf in klimmen?”
5. Sta niet te zeer op je strepen
Als twee mensen het tegenovergestelde willen, komt er zelden één als overwinnaar uit de strijd. Goede ouders hoeven niet altijd op hun strepen te staan, soms mag je best toegeven. Hoe meer kans je je peuter geeft om zijn vrije wil te oefenen, hoe minder hij geneigd zal zijn voor zijn rechten te vechten met ‘nee’.
6. Geef je kindje af en toe zijn zin
Het wordt voor je kindje minder pijnlijk om jouw zin te moeten doen als hij ook af en toe zelf zijn zin krijgt. Zorg er wel voor dat dit gebeurt voordat zijn ‘nee’ in een driftbui is overgegaan.